Actualiteit

Auteursrecht: nieuwe mislukking voor de belastingdienst

Het Hof van Beroep van Brussel heeft op 6 oktober 2016 een belangrijke uitspraak gedaan in het debat over de reikwijdte van artikel 37 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, de wettelijke bepaling dat de roerende inkomsten geherkwalificeerd worden als beroepsinkomsten zodra de activa aan de oorsprong van deze, aan de uitoefening van de beroepsactiviteit van hun verkrijger worden toegewezen. In deze zaak had de belastingdienst de bedragen die door een fotograaf ontvangen werden benoemd als “loon”. De fotograaf had verschillende contracten getekend betreffende het afstaan van rechten op zijn eigen werk, namelijk fotomontages voor verschillende bedrijven. De uitspraak van het Hof preciseert niet of de toegekende licenties exclusief waren of niet. De belastingbetaler heeft hulp verleend via een artiestenbureau zodat de administratie van oordeel was dat hij door een arbeidsovereenkomst gebonden was aan de opdrachtgever. In lijn met zijn voorgeschiedenis heeft de belastingadministratie beslist dat het repetitieve karakter van het ondertekenen van de concessiecontracten én de link met zijn beroepsactiviteit, rechtvaardigen om zijn auteursrechten als beroepsinkomsten te kwalificeren. Volgens de administratie is het duidelijk dat de auteursrechten die de fotograaf heeft verkregen rechtstreeks voortvloeien uit zijn professionele activiteit.

So what! In tegenstelling tot wat de belastingadministratie al lange tijd beweert, kan ze niet op grond van het bestaan van een link, overgaan tot de herkwalificatie van inkomsten op basis van artikel 37. De juridische tekst is duidelijk: de activa aan de oorsprong van de inkomsten moeten aan de uitoefening van de beroepsactiviteit worden toegewezen.

Het Hof van Beroep zegt niets anders. Volgens het Hof heeft de belastingbetaler zijn gebruiksrechten aan een derde afgestaan. Het is dus deze derde die het werk commercieel exploiteert. Het Hof stipuleert dat de rechten daadwerkelijk ontstaan zijn tijdens de beroepsactiviteit, maar anderzijds niet toegewezen zijn door de belastingbetaler aan zijn beroepsactiviteit. In het arrest verwijst het Hof ook naar het vonnis van het Hof van Cassatie van 22 januari 2010 waarin deze laatste de theorie van de bron heeft gebruikt. Volgens deze theorie kunnen roerende inkomsten niet als beroepsinkomsten worden belast, tenzij de wet het voorziet.